Zoals het was

Het was de eerste uitvaart van die dag. Ze was te vroeg, dat wist ze, maar ze was bang geweest om zich te verslapen en had de wekker een uur eerder gezet. Uiteindelijk had ze geen wekker nodig gehad want van slapen was geen sprake geweest.

Ze zat vooraan op de eerste rij, gangpad, en was blij dat ze de tijd had om hier alleen met hem te zijn. Op het podium bekleed met rood fluweel, omringd door rozen, lag haar vader.

De kist zag er statig uit. Sober maar statig. Een diepe notenkleur met gladde messing handgrepen. Strak niet bewerkt.  Ze had het moeilijk gevonden om een keuze te maken uit de vele soorten hout, daarna moest ze beslissen wie er iets zou zeggen, welke gebeden, cremeren of begraven. Ze had het allemaal alleen moeten doen. Haar moeder wilde niet helpen. ‘Ik heb al twintig jaar geleden afscheid genomen van je vader. Jij regelt het maar,’ zei ze.

En zoals altijd, regelde ze het. Omdat zij de dochter was. Omdat hij van haar hield tussen negen en vijf uur.

Er kwam geen eind aan de vragen die de begrafenisondernemer stelde. De kleur van de bekleding. Muziek. Wat hij aan moest. Haar vader was in een blauwe pyjama gestorven met smalle witte en rode strepen. Ze was met tegenzin naar zijn huis gegaan en had in de kasten gekeken. Haastig had ze een grijspak met wit overhemd en blauwe stropdas gepakt. Ze nam op de valreep nog zwarte schoenen, sokken, een onderbroek en een hemd mee, hoewel ze daar de noodzaak niet van inzag.

De tekst die op de kaart moest komen wist ze ook al niet. Tot mijn groot verdriet is na een kortstondig ziekbed… Na een dankbaar genoten leven… Verdrietig maar dankbaar dat een langer lijden hem bespaard is gebleven… Het werd uiteindelijk: Hierbij bericht ik u dat is overleden mijn vader.

De kist was dicht en daar was ze blij om. Gisteren was er gelegenheid geweest om afscheid te nemen maar daar was ze niet bij geweest. Ze had thuis op de bank gezeten met een fles wijn en de fotoalbums van haar jeugd.

‘Als we jou in een boot zetten hebben we geen zeilen nodig,’ zei hij toen ze binnen kwam. Aan zijn lachen kon ze horen dat hij in een goede bui was. Ze had die dag haar rapport gekregen. Een acht gemiddeld. Ze was er trots op en stak haar hand met daarin de cijferlijst naar hem uit.

‘Ik wil een kus.’

Langzaam liep ze naar hem toe en gaf hem een kus op zijn wang. Hij rook lekker maar zijn wang voelde ruw aan.

‘Valt wel mee hoor,’zei hij.

Ze keek hem aan en wachtte.

‘Van die oren,’ lachte hij en nam een grote slok. Het glas was gevuld met gin, een klein scheutje tonic en twee ijsklonten, wist ze. Ze leunde tegen de bank en keek hoe hij dronk.

‘Moet je niet wat gaan doen?’ vroeg hij. ‘En neem je rapport mee, zal toch wel niets zijn. Jij en leren.’

‘Ik ga huiswerk maken,’ mompelde ze en liep de kamer uit.

‘Wie niet mooi is moet leren.’

Toen ze later beneden kwam wilde hij haar werk zien. Ze gaf hem haar wiskundeschrift. Hij gaf haar zijn glas om bij te vullen.

‘Er staan vier fouten in,’ zei hij. ‘Over een kwartier wil ik het weer zien.’

Boven keek ze een kwartier afwisselend naar het boek en naar buiten. Uiteindelijk veranderde ze een som. Toen ze bij hem stond, gaf hij haar weer zijn glas, stak een Caballero zonder filter op en bekeek de sommen. Ze kwam uit de keuken en zag het schrift dichtgeslagen op de grond liggen.

‘Nu zijn het er vijf,’ zei hij en nam een grote slok.

Ze schrok van de hand die ze op haar schouder voelde. Iemand in een zwart pak vroeg of ze een kopje koffie wilde. Ze knikte. Zij was niet in zwart gekleed. Eindeloos had ze gisteravond voor haar kast gestaan nadat ze eerst nog een fles wijn opengemaakt had. Welk kledingstuk kon haar emoties uitdrukken? Het grijze mantelpakje met bontkraag dat ze tijdens haar sollicitatiegesprek gedragen had? De groene jurk waar ze in afgestudeerd was? Ze koos uiteindelijk een donkerblauwe broek, wit shirtje en bruin suède colbert. Ze zou haar laarzen met hoge hakken aan doen.

‘Hakken geven macht,’ zei haar moeder. ‘Je ziet nooit een succesvolle vrouw op platte schoenen.’

Ze kreeg een kopje koffie van de man in het zwart. Koffie drinken met je vader. Keuvelen over ditjes en datjes. Een petitfour lag op het schoteltje tegen het kopje aan. Dat hoorde bij het luxe arrangement. Net als de luxe lunch. Hij trakteerde.

Het roze glazuur smolt. Ze dronk alleen de koffie. Aan de stroom van frisse lucht die haar deed rillen, merkte ze dat de deuren van de zaal open waren en dat de eerste gasten binnen liepen. Gasten was het woord niet. Genodigden. Ze zette haar kopje onder haar stoel en bleef recht vooruit kijken.

Zijn zus zal wel een van de eersten zijn. De vrouwelijke versie van haar vader, met dezelfde fel blauwe ogen, zwart krullend haar, slechts een beetje grijs langs de slapen en die ontwapenende lach. Het was vooral de glimlach die mensen opviel. Ogen, rimpels, wangen, alles deed mee. Het verblinde, waardoor mensen nooit zagen wie hij was.

Ze zagen nooit de uitgedrukte peuken in het eten dat ze voor hem klaarmaakte. Dat ze alles achter hem opruimde nadat ze hem in bed had gestopt. De toenaderingen die ze moest vermijden als hij allang niet meer wist dat zij zijn dochter was. Haar moeder had na vijf jaar haar conclusies getrokken. Zij was veroordeeld tot levenslang.

Er waren veel mensen die iets wilde zeggen. Concerndirectielid van Wessanen, de voorzitter van de tennisvereniging waar hij jarenlang penningmeester was geweest, de vrijwillige brandweer. Allemaal herinneringen en anekdotes. Een jeugdvriend over het stappen in hun studententijd. Je kon altijd op hem rekenen. Kanjer. Zijn zus over vroeger, hoe hij haar beschermde als ze gepest werd.

Zij zou niets zeggen. Niemand wilde horen dat je alleen tot vijf uur ’s avonds met hem kon praten. Dat hij dan mopjes vertelde en een enkele keer zei dat je iets goed had gedaan. Dat je dan een glimp kreeg van de man die hij moet zijn geweest. Had kunnen zijn. Dat je diezelfde dag, twee glazen verder, uitgescholden werd voor slet. Hoer. Dat je nooit een man zou vinden omdat mannen nou eenmaal niet op jouw soort vielen. Dat je zo dom als het achtereind van een varken was, zoals alle vrouwen dom en varkens waren. En dat je toch de volgende ochtend zijn sinasappels perste en twee aspirientjes naast zijn bord legde en ‘sorry’ dacht te horen mompelen.
Ze luisterde naar de commandant van de vrijwillige brandweer waar haar vader vijfentwintig jaar brandweerman was geweest. We verliezen een zeer gewaardeerde collega. Een teamplayer, die het leven van anderen boven zijn eigen leven stelde.

Ze stond op en pakte haar tas. De spreker stopte met spreken, onzeker. Ze voelde alle ogen op haar gericht. Ze trok haar jasje dichter om zich heen en rechtte haar rug. Dat wat haar al die jaren niet gelukt was, lukte haar nu.
Met vastberaden pas liep ze naar de deur.

>>Zoals het was