De avondklok

Zet me hier maar af, begin van de straat.
er rijden teveel gekken rond
Mijn rok is niet te kort.
en jagers met geoliede praatgeweren
Ja, mijn jas is dicht.
sirenes klinken harder als het donker is
Mijn trui prikt.
met een kam wordt schaamhaar op bewijsmateriaal onderzocht
Ik ben om vijf voor twaalf thuis.

de avond strekt zich zestien jaren uit

 

Ze is familie

Ik pak haar arm bij oversteken
links, rechts, links.
In haar ademhalen klinkt het koeren van duiven
de eens koele gladde hand trilt.
Een meeuw met een metalen strot
die hoge tonen door een oorschelp boort.

Haar ogen glinsteren stralend op mij neer
alsof we samen een geheim hebben.
Alleen ik zie die lach messcherp.
'Ik voel me twintig!'
Negen, denk ik dan altijd. Je bent als negen.
Mijn glimlach bijt.

>>Avondklok