Mag het een onsje meer zijn?

Mag het een onsje meer zijn?

Beginnende schrijvers vermijden het om concreet te zijn. Ze proberen een indicatie te geven van hoe groot, klein, lang, breed, dun, dik of mooi iets of iemand is. Het is beter om daar precies in te zijn. Als je geneigd bent om woorden als: een soort, bijna, ongeveer, een beetje, enigszins, nogal, heel, veel, wat, vraag je dan af of het iets toevoegt. Gebruik alleen details die er toe doen en als je ze gebruikt zet ze stellig neer.

Vijf minuten later komt een best knap meisje van ongeveer 1 meter 75 op Richard afgelopen. ‘Jij bent Richard zeker?’ vraagt ze. Ze legt haar jas naast zich neer en geeft hem zicht op een vrij strak shirt met een subtiel decolleté.

 

Een lezer houdt van een tekst waarin hij ruimte krijgt om zijn beeld zelf verder in te vullen, maar een lezer houdt er niet van om steeds uit het verhaal getrokken te worden door vaagheden. Wat is een ‘best knap’ meisje? Een ‘vrij strak’ shirt? Een ‘subtiel’ decolleté? Het aangeven van de lengte van het meisje is concreet, maar de toevoeging ‘ongeveer’ maakt het weer vaag. Hoe moet een lezer dat interpreteren? Met een marge van vijf centimeter naar boven of naar beneden? Doet haar lengte ertoe? Waarschijnlijk wel als Richard zelf 1 meter 60 is, in alle andere gevallen niet. Als je het dan toch zo concreet neerzet zwak het dan niet af met vage toevoegingen.

      ‘Ah, ja, dat pakket.Verwacht u iets speciaals?’

      ‘Nee, niet echt.’

‘Het is nogal groot.’ De bediende schuifelt naar het magazijn en komt terug    met een nogal grote en zo te zien ook nogal zware doos.

De lezer vraagt zich af hoe groot ‘nogal groot’ is. Blijkbaar kan de bediende het vasthouden dus dat is een indicatie. Daarnaast is de doos ‘nogal zwaar’. Volgens welke maatstaf? Zwaar in de ogen van een kind is anders dan in de ogen van een gewichtheffer. De bediende schuifelt. Dat geeft geen vitale indruk. Zwaar voor iemand dit niet fit is, is weer anders dan voor een jonge man van twintig enz.

Geef het formaat aan. Zo groot als een verhuisdoos, zo zwaar als een ijskast.

Het is een soort loungegedeelte met een balustrade langs alle wanden.

We kregen op een dag een soort college van een man uit Amerika.

Ze was een beetje ongerust over het feit dat ze nog niets van hem gehoord had.

Hij voelde zich enigszins onzeker over zijn geruite broek.

Ze had wat last van koorts.

Uit bovenstaande zinnen wordt duidelijk dat de beschrijvingen eerder afleiden en er voor zorgen dat een lezer uit het verhaal getrokken wordt doordat hij zich een semi-loungegedeelte probeert voor te stellen en iets wat op een college lijkt. Hoe ongerust is ze eigenlijk en voelt hij zich nou wel of niet op zijn gemak in zijn geruite broek? Hoeveel koorts heeft ze?

Wees concreet of laat het weg. Kies alleen details die er toe doen.

 

>>Mag het een onsje meer zijn?